“Wie de vrede liefheeft, bereidt zich voor op de oorlog.”

Dit was een gevleugeld zinnetje bij ons thuis. Mijn vader (1895-1970) was een beroepsmilitair, officier in het Nederlandse leger. Hij vond zichzelf een vredelievende man, maar hij moest niets hebben van het pacifisme en de flower power van de jaren ’60 van de vorige eeuw. Tegelijk ervoer hij zichzelf en zijn maten van weleer als de échte pacifisten. Want zij kenden het effect van de oorlog en voelden de noodzaak om goed voorbereid te zijn.
Ik was toen een piepkuiken-puber en ik was het niet met hem mee eens. Als je niet met wapens paradeert, hoeft de vijand zich ook niet geïntimideerd te voelen en kan die hele wapenwedloop stoppen. Zo dacht ik.

Wees gerust, dit is geen politiek verhaal over de (on)waarde van Defensie. Dat thema laat ik graag over aan anderen. Wel wil ik hier onderzoeken hoe het gevoel van onmacht ons als mensen beïnvloedt in ons handelen.

Onmach(tig)

Want wij mensen houden er niet van ons ‘onmachtig’ – in de zin van incompetent, klein, machteloos –  te voelen. Dat gevoel van onmacht leidt tot onzekerheid. In het socio- en beleidsjargon: handelingsverlegenheid. Dat is confronterend. Het tast ten diepste ons zelfrespect aan. Dus ons onbewuste overlevingsmechanisme gaat onmiddellijk, split-second, op zoek naar manieren om deze onmacht in onszelf te bestrijden. Dat kan op verschillende manieren, steeds afhankelijk van de situatie.

Een van de meest gemakkelijke is via de taal. Daar heb je niks anders voor nodig dan een paar woorden. Wie zich door een ander eigenlijk gekleineerd voelt, kan zich met woorden sterker, machtiger, dreigender maken. Dat kan variëren van het kinderlijke (wacht maar tot mijn grote broer/vader erbij komt!) tot de akelige scheldpartijen en bedreigingen die tegenwoordig op social media zo eenvoudig te vinden zijn.
Iemand uitmaken voor kankerhoer (of zo) geeft namelijk een goed gevoel: je hebt je niet op je kop laten zitten. Je hebt nu bewezen dat je niet te bang bent om zoiets te zeggen. Dat gevoel pompt je eigenwaarde op. Je bent weer even iemand met een verhaal.

In de zittingzaal van de rechtbank speelt dit mechanisme precies zo. Soms is er zelfs geen gesproken taal voor nodig.

Machtsvertoon

Zo zijn veel gerechtsgebouwen speciaal ontworpen om de bezoeker te imponeren. De hoge zittingzalen, gebruikt voor de strafzittingen, hebben een doel: wie afhankelijk is van het rechterlijk oordeel moet zich hier klein gaan voelen.Onmacht als communicatiedoel van de architect. De rechters in hun zwarte toga kijken in zo’n zittingzaal vanaf een verhoging op de verdachten neer. De massief houten tafel is zo breed dat ze niet eenvoudig fysiek geraakt kunnen worden. En parketwachters in uniform staan klaar om in te grijpen als iemand zich buiten de orde begeeft. Het machtsvertoon is overduidelijk.

Gelukkig gedragen de meeste mensen die de rechtbank binnenkomen zich zoals dat bedoeld is: ze komen naar de zitting om daar hun woordje te doen, hun zaak te bepleiten, uitleg te geven, vragen te beantwoorden. Een zitting is immers bedoeld als communicatiemoment voor de rechter. Het is een hulpmiddel bij de rechterlijke oordeelsvorming. En de meeste rechters maken er werk van om mensen een beetje op hun gemak te stellen, voor zover de kwestie dat toelaat.

Maar soms gaat het mis. Dan ontbrandt de onmacht en komt het tot een openlijke confrontatie.

Machtsstrijd

Dat kan klein beginnen: de verdachte is een jonge knul. Zijn pet draagt hij ver over zijn ogen en met kauwgom in de mond gaat hij zo ver mogelijk onderuitgezakt op zijn stoel zitten, de benen provocerend wijd gespreid. Hij zwijgt, maar zijn lichaamstaal is: ‘Denk jij maar niet dat ik onder de indruk ben. Het kan me allemaal niks schelen wat hier gebeurt.’

De rechter – of de officier van justitie, of zelfs zijn eigen advocaat – staat voor een keuze: zal ik er iets van zeggen of niet? Kan ik hem opdragen – of gewoon vragen – rechtop te gaan zitten? Zijn pet af te doen? En ook nog je kauwgom uit je mond te halen, alsjeblieft?
Hoe zal hij dan reageren?

Als de verdachte eieren voor zijn geld kiest, zijn schouders ophaalt en gehoorzaamt, dan is deze slag voor de togadrager.
Maar als de verdachte niks verandert aan zijn houding, en zegt dat het toch niet strafbaar is om een pet op te hebben, wat doe je dan?

Dan is de machtsstrijd gaande. Het is als een schaakspel, waarvan je misschien de openingszetten kan voorspellen, maar niet het hele verloop. Wie lokt wie in een val?

Daarom is het goed te weten wat iemand beweegt om een machtsstrijd aan te gaan: machtsvertoon is uiteindelijk altijd een uiting van onmacht. Sterker nog: het is een bezwering van eigen onmacht.

Ben jij een juridische togadrager en herken je dit gevoel van onmacht in de zittingzaal? Of misschien daarbuiten, als professional in de rechtspraktijk, op kantoor of aan de telefoon?

Weet dan dat je kunt leren hoe je buiten de machtsstrijd kan blijven, met behoud van je professionele rol. Of hoe je verstandig kan reageren als je toch ergens in wordt gezogen waar je eigenlijk niet wilt zijn. Hoe je weer terug kan keren naar waar het gesprek over moet gaan. Zonder machtsvertoon en zonder gezichtsverlies.

Want in zekere zin had mijn vader wel gelijk: het is goed te weten hoe je iemand kan ontwapenen.

Agressietraining

Benieuwd wat AgressieWerk.nl kan betekenen voor juridische professionals (rechters, officieren van justitie, advocaten, notarissen en juridisch medewerkers)? Neem contact met ons op of kijk eens bij Agressietraining voor juridische professionals.

(Bron afbeelding: joiseyshowaa, aangepast voor blog)

The following two tabs change content below.

Wanda Everts

Mijn hele werkleven ben ik bezig geweest met het thema communicatie en vooral ook met miscommunicatie of gemiste communicatie. Zowel als rechter en als mediator. En àltijd als opleider, docent, trainer, coach, supervisor en vraagbaak.

Laatste berichten van Wanda Everts (toon alles)

Pin It on Pinterest

Share This